Hans Frank (1900-1946) nam op zeventienjarige leeftijd dienst in het Duitse leger en vocht in de Eerste Wereldoorlog. In 1923 werd hij lid van de NSDAP en in de loop van de jaren twintig was hij werkzaam als advocaat voor de partij. In 1934 werd Frank benoemd tot Rijksminister. Hij speelde een grote rol bij het herschrijven van het Duitse rechtssysteem. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Frank aangesteld tot bestuurder van het bezette Polen, van die delen die geen integraal deel werden van Duitsland. Als gouverneur-generaal was hij verantwoordelijk voor het verzamelen van de Joodse bevolking in getto’s en voor het inzetten van Poolse dwangarbeiders in de Duitse oorlogsindustrie. Op het grondgebied dat Frank beheerde bevonden zich vier van de zes Duitse vernietigingskampen, maar hij ontkende iedere betrokkenheid. Toen het Sovjetleger Polen binnentrok, sloeg Frank op de vlucht. Hij werd gevat en probeerde twee maal zelfmoord te plegen. Frank was één van weinige beklaagden die spijt betuigden voor het militaire tribunaal van Neuremberg. In afwachting van zijn executie schreef Frank zijn memoires. Hans Frank had vijf kinderen en werd opgehangen op 16 oktober 1946.