Joseph Goebbels (1897-1945) werd geboren uit een arm katholiek gezin. Hij werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de militaire dienst geweigerd omwille van een misvormde voet. Hij studeerde letteren en filosofie. Hij had de ambitie om schrijver te worden maar vond geen uitgevers voor zijn werk. Ook als journalist maakte hij het niet. In 1923 ontmoette hij Hitler, van wie hij erg onder de indruk was. Hij werd lid van de NSDAP en stortte zich met zijn retorische talenten op de nazistische propaganda. Hij brak met zijn katholiek geloof en beschouwde het nationaalsocialisme als zijn nieuw religie. In 1933, na de machtsovername van Hitler, werd hij minister van Volksvoorlichting en Propaganda. Hij kreeg als zodanig steeds meer macht en controleerde ten slotte alle media: pers, radio en film en de kunstwereld. Hij schrok er niet voor terug om de laagste leugens in te zetten om zijn doel te bereiken: hij ging ervan uit dat mensen leugens zouden geloven als ze maar vaak genoeg werden herhaald en dat hoe groter de leugen, hoe meer mensen die zouden geloven. Hij werd een van Hitlers naaste medewerkers. Hij gaf de opdracht om alle niet-Germaanse boeken te verbranden. Hij was ook verantwoordelijk voor de personencultus rond Hitler. Zijn grote bewondering voor Hitler was echter niet wederkerig. Hitler was veel meer onder de indruk van Goebbels vrouw, Magda Goebbels, moeder van zes kinderen, die door Hitler ‘moeder van het vaderland’ werd genoemd. Op het einde van de oorlog weet hij Hitler te overtuigen om in Berlijn te blijven om zo aan diens mythevorming te werken. Net voor zijn zelfmoord stelt Hitler Goebbels aan als zijn opvolger, maar hij weigert. Joseph en Magda Goebbels doden eerst hun zes kinderen en plegen dan zelfmoord. In een nagelaten notie schrijft Goebbels: “De Führer heeft mij bevel gegeven om, mocht de verdediging van de rijkshoofdstad mislukken, Berlijn te verlaten en als leidinggevend lid deel te nemen aan een door hem aangewezen regering. Voor de eerste keer in mijn leven moet ik categorisch weigeren een bevel van de Führer op te volgen. Mijn vrouw en mijn kinderen sluiten zich bij deze weigering aan. Anders zou ik mijzelf (...) voor de rest van mijn leven een eerloze deserteur en ordinaire schurk voelen, die met zijn zelfrespect ook het respect van zijn volk zou verliezen, dat een voorwaarde zou moeten vormen voor verdere diensten van mijn persoon aan de toekomst van de Duitse natie en het Duitse Rijk.”