Een oude traditie
In de islamitische wereld werd reeds vanaf de achtste eeuw met behulp van kledingvoorschriften onderscheid gemaakt tussen gelovigen en religieuze minderheden. Zo werden de christenen in Egypte lange tijd gedwongen tot het dragen van een bijzondere dracht (donker gewaad met blauwe of zwarte tulband). In het Middeleeuws Europa werd tijdens het Vierde Lateraans Concilie van 1215 onder paus Innocentius III bepaald dat Joden en Saracenen (moslims) onderscheidende kleding moesten dragen. De historici zijn het oneens of dit gebruik door de kruisvaarders of langs Sicilië, dat een tijdlang islamitisch was, in Europa is geïntroduceerd. De concrete invulling werd aan de lokale autoriteiten overgelaten. In de daarop volgende decennia werd dit standpunt 29 maal herhaald door pausen en concilies. In 1218 werd door Hendrik III van Engeland bepaald dat Joden een teken moesten dragen, terwijl zij van Frederik II op Sicilië vanaf 1221 een blauw teken opgelegd kregen. Ook in de rest van Europa werden dergelijke maatregelen afgekondigd, al zou het tot 1270 duren voordat in het Heilige Roomse Rijk de Jodenhoed verplicht werd gesteld. Na verloop van tijd werd het niet alleen een teken van onderscheiding, maar ook van minderwaardigheid. Het geel dat al door de moslims werd gebruikt voor de Joden — christenen moesten in het islamitische systeem blauw dragen en Samaritanen rood — werd daarbij de dominante kleur. Een uitzondering was de Verenigde Republiek der Nederlanden, waar in 1619 werd bepaald dat Joden geen onderscheidende tekenen hoefden te dragen, wat overigens niet betekende dat er geen beperkende maatregelen waren. De verlichting bracht hierin langzaam verandering. In 1781 werd godsdienstvrijheid afgekondigd in het Heilige Roomse Rijk. Ook veel andere Europese staten schaften rond die tijd de tekens af. De verspreiding van de Franse revolutie speelde een cruciale rol bij het verlenen van gelijke burgerrechten.
Met de Jodenster grepen de nazi’s eind jaren 1930 dus terug op een eeuwenoude traditie. Toch was er veel weerstand, ook van niet-Joden. De Franse collaborerende Vichy-regering weigerde de ster verplicht te maken in de niet-bezette zone van Frankrijk. In Nederland gaf een ondergronds blad uitdrukking aan de solidariteit met de Joden door vele sterren te drukken met het opschrift ‘Joden en niet-Joden zijn gelijk’. In Bulgarije mislukte de introductie van de Jodenster grotendeels omdat burgers uit protest zelf sterren gingen maken en deze dragen. Sommigen plakten daar zelfs een beeltenis van de koning op. Joden die de sterren droegen werden door hun medeburgers toegejuicht en op de schouder geklopt. Na verloop van tijd gaven de antisemieten en Duitsers het op. Ook latere pogingen om de Joden te deporteren werden tegengehouden.