Chapter 13/15: De Joden moeten worden uitgeroeid

“Als de Joodse stam de oorlog in Europa overleeft terwijl wij ons bloed offeren om Europa in stand te houden, zal deze oorlog slechts gedeeltelijk gewonnen zijn. Daarom moet ik er in principe van uitgaan dat de Joden zullen verdwijnen. Ik ben dan ook met onderhandelingen gestart om hen oostwaarts uit te drijven. In ieder geval zal er een grote Joodse volksverhuizing plaatsvinden. Maar wat moet er met de Joden gebeuren? Denkt u dat men ze zal onderbrengen in dorpen in de veroverde oostelijke gebieden? Men heeft ons in Berlijn gezegd het niet te ingewikkeld te maken: vermits noch deze gebieden noch die van ons iets aan hen hebben, moeten we ze gewoon zelf liquideren!”

Hans Frank — 1941
Arbeit macht frei is de spreuk, naar de titel van een in 1873 gepubliceerde roman van Lorenz Diefenbach, die boven de toegangspoorten van de nationaalsocialistiche concentratiekampen en vernietigingskampen stond. Dit is het toegangshek naar Sachsenhausen.

De conferentie van de Endlösung

Tijdens de Wannsee-conferentie in januari 1942 geraken de verschillende takken van het Duitse bestuursapparaat het eens over de oprichting van de vernietigingskampen. De SS was al geruime tijd bezig met de voorbereiding hiervan. In het verslag van de conferentie wordt duidelijk dat de vernietiging van het Jodendom in Europa de uiteindelijke ambitie is, al wordt het nooit letterlijk zo gezegd. ‘Evacuatie naar het oosten’ is een eufemisme voor deportatie naar de vernietigingskampen. De Wannsee-conferentie is het moment waarop de Holocaust zijn definitieve gelaat krijgt: dat van de Endlösung, de eindoplossing of de totale vernietiging van het Europese Jodendom. Waarschijnlijk werd op twaalf december 1941 door Hitler het mondelinge bevel gegeven tot de uitroeiing van de Joden. Te Wannsee wordt, onder leiding van Reinhard Heydrich (1904-1942), de praktische uitvoering van die beslissing voorgelegd aan alle betrokken partijen. Maar Heydrich was al veel langer met dit ‘vraagstuk’ bezig: de vergadering dient enkel om alle actoren op elkaar af te stemmen. Met de finale vernietiging van de Joden worden een aantal van de allerzwartste pagina’s van de geschiedenis van de mensheid geschreven. Nooit is het uitmoorden van een volk zo systematisch en grondig gepland en daarna ook uitgevoerd.

“Ik had mijn eenheid opgedeeld in een aantal executiepelotons van elk 30 man. De politieagenten van de Oekraïense militie, de bevolking en de leden van het Sonderkommando pakten de mensen op en er werden massagraven klaargemaakt. Uit de groep die moest worden geëxecuteerd, werden er telkens 15 tot aan de rand van het massagraf geleid, waar ze moesten neerknielen met het gezicht naar het graf gericht. Op dat moment werden de kleren en waardevolle voorwerpen nog niet verzameld. Later is dat veranderd.”

Paul Blobel, Neuremberg — 1947

De vernietiging van de Joden moet beter worden georganiseerd

Onder de codenaam Operatie Barbarossa vallen de Duitse legers op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnen. Hitler gaat in het oosten op zoek naar olie, grondstoffen en Lebensraum. Het veroveren van levensruimte en het stichten van een groot Arisch rijk is een openlijk oorlogsdoel van de nazi’s. In het begin van de operatie boeken de Duitsers enorme terreinwinst en brengen grote verliezen toe aan het Rode Leger. In het kielzog van het Duitse leger trekken Einsatzgruppen - mobiele moordeenheden - mee die belast zijn met het uitroeien van de Joodse bevolking in de veroverde gebieden. De Einsatzgruppen vermoorden hun slachtoffers – mannen, vrouwen en kinderen – door ze in ravijnen, steengroeven of speciaal voor het doel gegraven kuilen samen te brengen. De Joden worden gedwongen hun kleren en bezittingen af te geven. Dan worden ze door een vuurpeleton of met een nekschot doodgeschoten. Een van de gruwelijkste slachtingen vindt plaats bij Babi Yar, een ravijn in het noordwesten van Kiev, de hoofdstad van Oekraïne. In de eerste twee dagen worden meer dan dertigduizend Joden vermoord. Vanaf dan is de fysieke uitroeiing van de Joden een concrete, harde en onomkeerbare realiteit.

“Onze mannen die aan de executies deelnamen, hadden meer last van zenuwinzinkingen dan de mensen die men ging doodschieten.”

Paul Blobel, Neuremberg — 1947
Joodse executie, Ivangorod, Ukraine 1942

De daders zien meer af dan de slachtoffers

De systematische uitroeiing van de Joden stelt de Duitse daders voor heel wat psychologische, emotionele en morele problemen. Het van nabij doodschieten van mannen, vrouwen en kinderen – ook al behoren ze tot het ‘inferieure Joodse ras’ - heeft een destructieve impact op de schutters, ondanks de grote hoeveelheden alcohol waarmee ze zich proberen te verdoven. Sommigen plegen zelfmoord, anderen worden krankzinnig of labiel. De militaire overheid zoekt naar een oplossing hiervoor door het gebruik van gaswagens. Vrachtwagens worden omgebouwd tot mobiele gaskamers waarin tot veertig personen per keer kunnen worden vergast met de uitlaat van de vrachtwagen zelf. Maar ook in dit geval wacht de daders de lastige taak om de lijken, in elkaar verstrengeld en bedekt onder bloed en uitwerpselen, op te ruimen. De nazi's experimenteren verder met explosieven: gevangenen worden bij elkaar gedreven in een gebouw, waarna het gebouw wordt opgeblazen. Deze methode is wel effectief in de zin dat geen van de slachtoffers de explosie overleeft, maar ook hier is het opruimen van lichaamsdelen minstens zo belastend als de executie van gevangenen. Het wordt snel duidelijk dat de Jodenuitroeiing een heel eigen methode en technische aanpak vereist.

Selectie op het perron, Auschwitz-Birkenau, zomer 1944

“Hij [de kampcommandant] moet beschikken over een degelijke technische kennis op militair en economisch vlak en zijn autoriteit over groepen op een deugdelijke en verstandige manier uitoefenen; hij moet beide in zich verenigen, zodat hij een uitstekende prestatie levert.”

Oswald Pohl — 1942

“2000 mensen verbranden duurde ongeveer 24 uur met de vijf ovens. Gewoonlijk konden we er maar een 1700 of 1800 verbranden. Zo hadden we altijd vertraging met het verbranden, want zoals u kunt zien, was uitroeien met gas veel gemakkelijker dan verbranden, wat veel meer tijd en werk vroeg.”

Rudolf Höss, Neuremberg — 1946
Joodse vrouwen en kinderen op weg naar de gaskamer, Birkenau

De Joden moeten uitgeroeid wordern op industriële schaal

Om de technische en emotionele problemen bij het doden van de Joden beter te kunnen aanpakken, besluiten de nazi’s om de Joden te deporteren naar speciaal voor de vernietiging gebouwde kampen, vooral in Polen. De bekendste van deze kampen zijn Chelmo, Treblinka, Sobibor en Belzec. De concentratiekampen Majdanek en Auschwitz worden omgebouwd tot vernietigingskampen. In september 1941 worden in Auschwitz de eerste vergassingsexperimenten uitgevoerd met Zyklon B, een pesticide. Bij aankomst in een vernietigingskamp worden de gevangenen meestal gesplitst. De gezondere en sterkere mannen worden direct aan het werk gezet. De vrouwen, kinderen, bejaarden en zieken worden apart gehouden. De slachtoffers worden naar een kleedruimte geleid, waar hen wordt meegedeeld dat ze gewassen en ontluisd zullen worden. De gaskamers zijn ingericht als douches waardoor de slachtoffers tot op het laatste moment denken dat ze zullen worden gedoucht. Na de vergassing worden de lijken, verkrampt en vol bloed en uitwerpselen, ontdaan van hun gouden tanden. Bij de vrouwen worden de lange haren geknipt. Daarna worden de lijken naar de crematieovens gebracht en verbrand. De techniek van de vergassing en het gebruik van grote verbrandingsovens maakt het uitmoorden van Joden op grote schaal mogelijk. Tussen vijf en zes miljoen Joden worden door de nazi’s vermoord, ongeveer de helft van het Europese Jodendom.

“Als die sowieso het gas ingaan... Dat komt nooit meer terug, zo'n kans.”

Joseph Mengele — 1943
Als hoofd van het departement voor menselijke erfelijkheid van het Kaiser Wilhelm Instituut onderzocht Dr. Otmar von Verschuer, dokter en geneticus, honderden tweelingen. Vanaf 1944 werkte hij in Auschwitz met Mengele als zijn assistent: “My assistant, Dr. Mengele (M.D., Ph.D.) has joined me in this branch of research. He is presently employed as Hauptsturmführer and camp physician in the concentration camp at Auschwitz. Anthropological investigations on the most diverse racial groups of this concentration camp are being carried out with permission of the SS Reichsführer [Himmler]; the blood samples are being sent to my laboratory for analysis.” © Archiv zur Geschichte der Max-Planck-Gesellschaft, Berlin-Dahlem

De Jood is louter materiaal om te gebruiken

Op het ogenblik dat de Joden in de kampen aankomen, beschikken ze over geen enkele rechten meer, noch als burger, noch als mens. Ze zijn volledig overgeleverd aan de willekeur van de nazi’s. Ze zijn letterlijk enkel nog lichamen die moeten worden vernietigd. Ze zijn ‘levend materiaal’ dat door de nazi’s mag worden gebruikt naar goeddunken: om te laten werken, om aan te randen en te misbruiken, om op te experimenteren, om te vergassen en te verbranden. Joseph Mengele experimenteert in Auschwitz in het bijzonder op tweelingen, die door hun genetische gelijkheid van belang worden geacht voor de eugenetica. Onder de experimenten met de gevangenen vallen onder meer blootstelling aan kou tot de dood erop volgde, experimenten in vacuümkamers, het amputeren van ledematen en verwijderen van organen (vaak zonder verdoving) en het uitproberen van medische behandelingen en geneesmiddelen. Een van Mengeles experimenten heeft als doel een Siamese tweeling te maken door een eeneiige tweeling aan elkaar te naaien. Hij probeert eveneens een blauwe stof in de ogen te injecteren om ze "Arisch" te maken. De totale ontmenselijking van de Joden bereikt hier een gruwelijk eindpunt.

“De meesten onder u weten wat het betekent als er 100 lijken samen liggen, als er 500 liggen of als er 1000 liggen. Dat te hebben meegemaakt en – afgezien van enkele uitzonderingen als gevolg van menselijke zwakheid – fatsoenlijk te zijn gebleven, heeft ons hard gemaakt en het is een roemrijk feit waarover nooit is gesproken en waarover nooit zal worden gesproken.”

Heinrich Himmler — 1943

De nazi’s zijn fatsoenlijk gebleven

De omkering van de waarden door het nazisme bereikt in deze uitspraak van Heinrich Himmler een pervers eindpunt. De uitroeiing van de Joden wordt gepresenteerd als een daad om fier op te zijn, een daad waarvoor toekomstige generaties dankbaar zouden zijn. En wat meer is: de nazi’s zijn fatsoenlijk gebleven bij het uitvoeren van die taak. Woorden als ‘doorstaan’, ‘fatsoen’, ‘menselijke zwakheid’ en ‘glorie’ hebben iedere gangbare betekenis verloren en zijn lege zetstukken geworden in een verwerpelijke ideologie. Het ‘bruine’ Duits dat Sebastian Haffner vanaf 1933 hoorde opkomen en in zijn dagboek analyseerde, is hier volledig zwart geblakerd.

Hoe is het zover kunnen komen?

Identiteitskaart met stempel "Jood-Juif" © Kazerne Dossin

Op het eerste zicht kan de vernietiging van de Joden de indruk wekken van een alomvattende, in zichzelf besloten en ondoorgrondelijke gebeurtenis. Bij nadere beschouwing echter blijkt het te gaan om een proces waarin achtereenvolgens stappen werden gezet door talloze beleidsmakers, radertjes in een wijdvertakt bureaucratisch apparaat. Deze fatale stappen werden mogelijk gemaakt door het onderliggende mechanisme: de ontwikkelingen volgden een logisch patroon, dat de besluiten als vanzelf ingaf binnen de dagelijkse praktijk van bureaucratische organisaties.

De verschillende stappen volgden een vast patroon: eerst werd het begrip ‘Jood’ gedefinieerd, daarna werd de onteigening in gang gezet, vervolgens werden de Joden in getto’s geconcentreerd en tenslotte werd besloten de Europese Joden uit te roeien. Er werden mobiele moordeenheden naar Rusland gestuurd en de rest van de slachtoffers in Europa werd naar moordcentra gedeporteerd.

Het vernietigingsproces voltrok zich langs twee lijnen: emigratie (1933-1940) en uitroeiing (1941-1945). Ondanks deze beleidswijziging volgde het vernietigingsproces zijn eigen bureaucratische logica. De reden hiervoor is dat de drie stappen die voor 1940 werden uitgezet (definiëring, onteigening en concentratie) niet alleen als emigratieprikkels dienden, maar ook als tussenstappen op weg naar grootscheepse moord.

Uiteindelijk was de vernietiging van de Joden niet zozeer de uitkomst van wetten en bevelen als wel van een geestelijk klimaat, van gedeelde opvattingen, van overeenstemming en afstemming.

Wie waren er allemaal betrokken bij deze onderneming? Welk apparaat werd met deze opgave belast? De vernietigingsmachinerie moet als complex met verschillende onderdelen begrepen worden: geen instantie had het alleen voor het zeggen. Een bepaalde instantie kon de eindverantwoording voor een specifieke maatregel dragen, maar geen enkele organisatie gaf sturing en richting aan het gehele proces. De vernietigingsmachinerie vormde een wijdvertakt, veelzijdig en bovenal gedecentraliseerd apparaat.

We moeten ons realiseren hoe ver de tentakels ervan reiken. In 1933 was zowel de emancipatie van de Joden als hun integratie in de Duitse maatschappij nagenoeg voltooid. De scheiding van Duitsers en Joden was dus een ingewikkelde operatie. Vrijwel alle instanties of organisaties kregen vroeg of laat met anti-Joodse maatregelen te maken. De publieke en overige instanties die onder de noemer ‘Duitse overheid’ vallen blijken opgeteld identiek te zijn aan de instanties die samen de ‘vernietigingsmachinerie’ genoemd kunnen worden.

Het Duitse bestuurssysteem werd gevormd door een ‘Führer’ (Adolf Hitler) plus vier onderscheiden hiërarchieën: de ministeries, de strijdkrachten, het bedrijfsleven en de partij.

Ondanks de verschillende historische wortels van de vier bureaucratieën en ondanks hun uiteenlopende belangen waren ze gevieren in staat om overeenstemming te bereiken over de vernietiging van de Joden. Ze werkten hierbij zo eendrachtig samen dat we met recht van hun samensmelting tot een vernietigingsmachinerie kunnen spreken.

1. De bijdrage die elke hiërarchie leverde werd ruwweg afgebakend door haar werkterrein en bevoegdheden. De ambtenaren van de verschillende ministeries vaardigden de anti-Joodse verordeningen uit die de eerste stappen van het vernietigingsproces markeerden. De ambtenarij stelde de wetten en verordeningen op die het begrip ‘Jood’ bepaalden, wat de onteigening van Joodse bezittingen mogelijk maakte en de weg effende voor de getto’s voor de Joodse gemeenschap in Duitsland. Daarmee gaf de ambtenaar richting aan de vernietiging van de Joden. Maar de ambtenarij speelde ook een verrassend grote rol bij de latere, drastischere maatregelen tegen de Joden. Het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken onderhandelde met de andere asmogendheden over de deportatie van Joden naar de moordcentra; de Duitse spoorwegen ontfermden zich over het transport; de politie, die samensmolt met de SS, oorspronkelijk een partijgeleding, was op grote schaal betroken bij moordoperaties.

2. Het leger raakte na het uitbreken van de oorlog bij het vernietigingsproces betrokken als uitvloeisel van zijn bezetting van uitgestrekte gebieden in West- en Oost-Europa. Legereenheden en militaire instanties knapten mede het vuile werk op: het transport van Joden naar de dodenkampen en de inzet van speciale mobile eenheden om Joden te vermoorden.

3. Industrie en bankwezen speelden een hoofdrol in de onteigening van Joods bezit, het systeem van dwangarbeid en ook in het vergassen van de slachtoffers.

4. De partij ontfermde zich over alle ingewikkelde kwesties inzake de verhouding tussen Joden en Duitsers (half-Joden, Joden in gemengde huwelijken, enzovoort) en fungeerde als aandrijver. Het was geen toeval dat de gewapende arm van de partij, de SS (die samensmolt met de politie die onder het ministerie van Binnenlandse Zaken viel), het beulswerk van de moordoperaties voor haar rekening nam.

(Uit: Raul Hilberg, De vernietiging van de Europese Joden, Deel 1)