Chapter 6/15: De Joden zijn een inferieur ras

“Ik ben tevreden met de rassenindeling ingevoerd door de wetten van Neuremberg. Ik ben tevreden (…) dat de Jood niet langer een Rijksburger is, dat hij teruggedreven wordt in het isolement waaruit hij zich omhoog heeft geduwd om het Duitse volk vrijpostig en schaamteloos te overheersen, dat hij in zijn getto wordt teruggedrongen. Het is volkomen terecht en te rechtvaardigen. (…) Het rassenprobleem zal worden opgelost dankzij de wetten van Neuremberg en door de Joden uit de administratie, het theater en zo meer te kegelen.”

Hjalmar Schacht — 1935

Racisme in wetten gegoten

Op 15 september 1935 kondigt het Duitse parlement de eerste rassenwetten af. Het verbale geweld en de vooroordelen tegen de Joden worden nu in wetten omgezet. De Duitse overheid definieert voor het eerst wie als Jood en wie als Ariër beschouwd wordt. Daar was tot dan veel verwarring over. De heldere definitie is noodzakelijk om acties tegen de Joden mogelijk te maken. Tot de achttiende eeuw verwees het Jodendom zowel naar het volk als naar de religie. Vanaf de negentiende eeuw is dat echter veel minder het geval: heel wat Duitsers van Joodse afkomst hebben zich immers bekeerd tot het christendom. Deze mensen beschouwen zichzelf niet langer als Joden. De overheid daarentegen doet dat wel. Iedereen die drie of meer Joodse grootouders heeft, wordt beschouwd als een volbloed Jood. Door de wetten verliezen Duitse Joden hun Duits burgerschap en hun burgerrechten. Ze mogen niet langer werken bij de overheid, lesgeven aan universiteiten of huwen met niet-Joden. Voor veel Duitse Joden wordt het alledaagse leven heel wat moeilijker. Velen verliezen hun werk, sommigen als gevolg van de nieuwe wetten, anderen omdat bedrijven bang zijn dat de aanwezigheid van Joden een negatieve weerslag heeft op hun reputatie. De anti-Joodse Neurembergwetten zijn een logische en consequente stap in het in de praktijk omzetten van de nazi-ideologie. Op die manier wordt het racisme respectabel gemaakt.

Wetenschappelijk racisme?

Alle volkeren en alle groepen ter wereld kennen een zekere vorm van zelfverheerlijking. Ze beschouwen wat vreemd is als minder aantrekkelijk, of gevaarlijk, of abnormaal. Dat geldt op het niveau van families, dorpen, steden, naties, etnische groepen. Een bepaalde mate van zelfverheerlijking is nodig om een collectieve identiteit te vormen en is dus normaal. Het wordt gevaarlijk wanneer die geslotenheid en dat vooroordeel de vorm aannemen van een gevoel van superioriteit ten opzichte van de andere groepen of volkeren die men als minderwaardig gaat beschouwen en behandelen. Uit deze houding ontstaat racisme.

In het midden van de negentiende eeuw publiceerde graaf Arthur de Gobineau (1816-1882) de twee delen van zijn Essay over de Ongelijkheid van Menselijke Rassen (1853 en 1855). Tot dan was de discussie over rassen vooral een aangelegenheid van wetenschappers geweest. Gobineau gaf die discussie een politieke en culturele dimensie, niet in de laatste plaats omdat hij beweerde dat de achteruitgang van de moderne tijd te wijten was aan de vermenging van superieure en inferieure rassen. Hij maakte een onderscheid tussen zwarte (negroïde), gele (mongoloïde) en witte (blanke) rassen en beweerde dat het zuivere, witte Arische ras superieur was aan de andere rassen. Dit denken paste perfect binnen de nationalistische ideologie die in de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw het politieke denken in Europa vormgaf. Het ontstaan van wereldrijken zou leiden tot rassenvermenging en tot de degeneratie van het superieure, blanke ras. Gobineau noemde dit proces ‘semitizatie’ omdat hij van mening was dat de Semitische volkeren het resultaat waren van vermenging tussen de drie rassen. Gobineau beschouwde Joden en Arabieren als inferieure rassen. Zijn ideeën hebben later een grote impact gehad op de racistische ideologie van het nationaal-socialisme. Andere racistische theorieën beschouwden het negroïde ras als inferieur. Over de superioriteit van het blanke ras bestond er echter geen twijfel. Dit racisme zocht naar een wetenschappelijke fundering in de biologie, door bijvoorbeeld het opmeten van de schedel van de verschillende rassen. Een ander voorbeeld van de onzin waartoe het ‘wetenschappelijk’ racisme kon leiden, is de door Samuel A. Cartwright in 1851 beschreven psychische aandoening ‘drapetomanie’. Cartwright kwam tot zijn bevinding omdat hij een verklaring zocht voor het voor hem verbazingwekkende gedrag van zwarte slaven die de slavernij ontvluchtten en de vrijheid zochten! Hij stelde dat deze aandoening behandelbaar was met zweepslagen. Al deze biologische theorieën werden weerlegd.

The white man’s burden

Naast biologische argumenten werden ook culturele argumenten gebruikt, waarbij het Westen zichzelf beschouwde als hoogtepunt van de menselijke beschaving. Dit idee van superioriteit werd gebruikt als een rechtvaardiging voor het Europese koloniale en imperiale project. Het was immers de taak van Europa om zijn beschaving en zijn waarden te verspreiden, desnoods met harde hand. Deze houding, ook in zijn geweldloze paternalistische variant, is een van de grote schandvlekken op de Europese geschiedenis omdat ze vernedering, uitbuiting en slavernij heeft gerechtvaardigd in naam van beschaving en cultuur. Europa, het Westen, de blanken identificeerden en identificeren zich nog vaak met een universeel spreken: “Opgesloten in de lelieblanke zuiverheid van hun universalistische fantasie, niet gecontextualiseerd noch belichaamd, dachten ze eigenlijk geen kleur te hebben”: zo beschrijft de Italiaanse filosofe en feministische theoretica Rosi Braidotti de positie van het blanke discours. Omdat wit de norm is, is wit onzichtbaar, alsof het iets natuurlijks en onvermijdelijks is of de meest gewone en universele manier van doen. Alle andere posities – alle andere ‘kleuren’ – werden en worden nog vaak gelokaliseerd in tijd en ruimte als ‘primitief’, ‘achterlijk’ en ‘inferieur’ ten opzichte van de universele blanke westerse cultuur. Het nazisme met zijn cultus van het superieure Arische ras, met zijn militair expansionisme en met zijn vernietigingspolitiek van de ‘inferieure’ volkeren, is een directe uitloper van het negentiende eeuwse pseudo-wetenschappelijk racisme. De scheiding van de rassen en het verbod op rassenvermenging waren een logische consequentie van dit denken.

Apartheid in Zuid-Afrika

Ook na de Tweede Wereldoorlog bleven er nog geïnstitutionaliseerde vormen van racisme bestaan, zoals in Zuid-Afrika en het zuiden van de Verenigde Staten. De rassenscheiding in Zuid-Afrika begon in de koloniale periode onder de Nederlandse heerschappij en werd verder gezet onder Brits bewind. De apartheid werd in 1948 gelegaliseerd. Het doel van apartheid was om de blanke dominantie te behouden. Het scheiden van de plaatselijke bevolking was een middel om dit te bereiken. De bevolking van Zuid-Afrika werd in vier hoofdgroepen ingedeeld - blank, zwart, gekleurd en Indisch - en kreeg ieder zijn eigen woongebieden. De zwarte meerderheid van de bevolking had geen stemrecht. De apartheidswetten verboden onder meer dat mensen van verschillende rassen konden trouwen zodat het ras zuiver gehouden kon worden. Er was ook een wet voor het gebruik van vervoer en het binnentreden van gebouwen en openbare gelegenheden die ervoor zorgde dat zwarten op een apart strand moesten zwemmen of de achterdeur van banken en winkels moesten gebruiken. Het was ook niet toegestaan voor een blanke man om een zwarte vrouw alleen naar huis te brengen. De apartheidspolitiek werd officieel opgeheven in 1990, na de vrijlating van Nelson Mandela, die in 1994 de eerste zwarte president van Zuid-Afrika werd. Alhoewel de apartheid officieel ten einde is, bestaan er nog steeds vormen van discriminatie en uitsluiting. Zo ligt het percentage van gemengde huwelijken in Zuid-Afrika erg laag en is de maatschappelijke aanvaarding niet te vergelijken met die in Europa.

Segregatie in de Verenigde Staten

In het zuiden van de Verenigde Staten bestond een lange traditie van rassenscheiding, die geregeld werd door de zogenaamde Jim Crow-wetten. Na de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) werden in de zuidelijke staten wetten opgesteld die bedoeld waren om de afstammelingen van de Afrikaanse slaven beperkingen op te leggen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de roep van Afro-Amerikanen om afschaffing van de rassenscheiding steeds luider. President Harry S. Truman tekende in 1948 een wet die segregatie in het leger beëindigde. De rest van de discriminerende wetgeving werd in 1964 met de Wet op de Burgerrechten afgeschaft. Tot die tijd moesten Afro-Amerikanen op veel plekken gebruik maken van aparte restaurants, openbare toiletten en scholen. Burgerrechtenactivisten zoals Rosa Parks en Martin Luther King en organisaties als de National Association for the Advancement of Colored People probeerden de wettelijk vastgelegde rassenscheiding af te schaffen; dit lukte uiteindelijk in 1964, toen met de Civil Rights Act alle segregatie werd verboden. In theorie hebben alle Amerikaanse staatsburgers tegenwoordig recht op dezelfde faciliteiten, maar spanningen tussen blank en zwart blijven bestaan omwille van de sociaal-economische ongelijkheid en diepgewortelde raciale vooroordelen.

The Empire writes back

Imperiale en koloniale dominantie heeft te maken het controleren van de taal en van de verhalen die verteld worden. Het verhaal van de blanke, westerse superioriteit en de inferioriteit van de rest van de wereld heeft het imperialisme en het kolonialisme mogelijk gemaakt. De taal wordt het medium waarin de hiërarchische structuur van de macht wordt verdergezet en het medium waarin de concepten van ‘waarheid’, ‘orde’ en ‘realiteit’ worden vastgelegd. Er bestaat een intieme band tussen (koloniale) macht en (koloniaal) discours, aldus de Palestijns-Amerikaanse cultuurcriticus en literatuurwetenschapper Edward Saïd: “De macht om verhalen te vertellen, of om te voorkomen dat er ook andere verhalen ontstaan of worden verzonnen, is zeer belangrijk voor de cultuur en het imperialisme, en daardoor zijn beide nauw aan elkaar verwant. Het belangrijkste is dat het volk in de koloniale wereld dankzij de grote verhalen over emancipatie en verlichting in opstand is gekomen en werd gestimuleerd om het imperialistische juk af te werpen. Ook veel Europeanen en Amerikanen werden door deze verhalen en hun hoofdpersonen wakker geschud, en ook zij gingen strijden voor nieuwe verhalen over gelijkheid en gemeenschappelijkheid van de mens.” Het imperialisme heeft verhalen geproduceerd om zichzelf te rechtvaardigen. Maar er zijn ook tegenverhalen ontstaan: verhalen van emancipatie en bevrijding. Onderdrukte naties, volkeren en groepen zijn in opstand gekomen tegen het overheersende koloniale verhaal en zijn hun eigen verhalen en hun eigen geschiedenissen expliciet gaan vertellen. Omdat alle grote steden op dit ogenblik multiculturele steden zijn, is het van belang dat er een meerstemmige culturele ruimte ontstaat, een ruimte waarin vele verhalen en vele geschiedenissen verteld en gehoord worden.

Zo ziet de toekomst er uit!

In zijn in 1925 verschenen boek Practical Idealism voorspelde graaf Richard Nikolaus von Coudenhove-Kalergi (1894-1972): "The man of the future will be of mixed race. Today's races and classes will gradually disappear owing to the vanishing of space, time, and prejudice. The Eurasian-Negroid race of the future, similar in its appearance to the Ancient Egyptians, will replace the diversity of peoples with a diversity of individuals." Met dit zeer modern idee over het verdwijnen van de rassen en de individualisering van de verschillen wijst Von Coudenhoven-Kalergi vooruit naar hedendaagse prognoses over hoe de mens er in de toekomst zal uit zien. Voor zijn honderdvijfentwintigste verjaardag in 2014 publiceerde National Geographic een aantal foto’s van jonge mensen met een multiraciale achtergrond en presenteerde ze als de gezichten van Amerika in 2060. Of de toekomstige mens op de oude Egyptenaar lijkt, zullen we wellicht nooit met zekerheid weten, maar het idee van raszuiverheid zal de facto geen betekenis meer hebben.