Chapter 5/15: Wij zijn de soldaten van de toekomst!

“Jeugd! Jeugd!
Wij zijn de soldaten van de toekomst.
Jeugd! Jeugd!
Dragers van de komende daden.
Ja, door onze vuisten valt
Wie ons de weg verspert
Jeugd! Jeugd!
Wij zijn de soldaten van toekomst.
Jeugd! Jeugd!
Dragers van de komende daden.
Führer, wij horen jou toe,
Wij kameraden, horen jou toe!”

Vorwärts! Vorwärts! schmettern die hellen Fanfaren, Tekst: Baldur von Schirach, muziek: Hans Otto Borgmann — 1933

Het lied van de Hitlerjeugd


Het lied Vorwärts! Vorwärts! schmettern die hellen Fanfaren op tekst van Baldur von Schirach en op muziek van Hans Otto Borgmann is voor het eerst te horen in de nazi-propagandafilm Hitlerjunge Quex (1933) in een regie van de zeer partijgetrouwe regisseur Hans Steinhoff (1882-1945). De film vertelt het verhaal van de jongen Heini ‘Quex’ Völker, zoon van een communistische vader, toch kiest voor de Hitlerjugend. De communistische jeugdbeweging gaat zich te buiten aan roken, drinken, dansen, onbetamelijk gedrag en vechten, terwijl de Hitlerjugend afgebeeld wordt als beleefd, solidair, gezond en patriottisch. Op het einde van de film wordt Quex door een communist gedood. Hij wordt een martelaar voor de Hitlerjugend. De boodschap is duidelijk. De film eindigt niet toevallig met de zin: ‘Het vaandel is groter dan de dood’. Het lied Unsere Fahne flattert uns voran – zoals Vorwärts! Vorwärts! schmettern die hellen Fanfaren ook genoemd wordt - loopt als een motief door de film. Het wordt nadien de hymne van de Hitler-Jugend, de jeugdbeweging van de nazi’s, die als doel heeft de volgende generatie van de nazistische revolutie te vormen.

De Duitse taal verarmt en verruwt

De Duits-Joodse filoloog Victor Klemperer (1881-1960) hield vanaf 1933 een dagboek bij over de uitsluiting van de Joden in de samenleving. Hij noteerde scherp de veranderingen die het Duits onderging. Vanaf 1933 kwam het politieke en openbare spreken in de greep van het nationaal-socialistische idioom. Communicatie in een cultuur kan de vreemdeling insluiten, maar ook buitensluiten. Het nationaal-socialistische communicatiemodel tijdens de jaren dertig en veertig was expliciet gericht op de uitsluiting van de Joden. De Duitse taal verarmde en verruwde. Het woord volk en volks dook steeds vaker op in allerlei combinaties (volkscultuur, volksmuziek, volksgenoten, volksidentiteit, volksbewust, volksgemeenschap). In Duitsland werd een taal ontwikkeld die gericht was op de strikte scheiding tussen Jood en niet-Jood. In woord en beeld werd de Jood als de vijand afgeschilderd, het vreemde ras met geheimzinnige en afstotelijke religieuze praktijken, als de vaderlandloze zwerver, het ziekmakende ongedierte, met donker haar, donkere ogen en huid, ‘onrein’. Tegenover deze taal van de uitsluiting stond de taal die een exclusieve Duitse gemeenschap moest creëren om het vreemde uit te sluiten en het Volkseigene in te sluiten: gezondheid, licht en reinheid gesymboliseerd in het beeld van blonde ouders en blonde kinderen in een met zon overgoten goudkleurig korenveld. De Duitsers werden geacht trots te zijn op hun gemeenschap en bereid te zijn om hun leven te offeren voor het Volk. Ook eigentijdse extremistische en nationalistische partijen gebruiken vaak het woord ‘volk’ in hun slogans: Eigen volk eerst! is de bekend geworden slogan van het Vlaams Belang (voorheen: Vlaams Blok), de rechts-extremistische en nationalistische partij in Vlaanderen.

Een ander woord dat de nazi’s veelvuldig gebruikten was ‘historisch’. Elke nieuwe toespraak van de Führer, iedere opening van een autoweg of een fabriek, iedere ontmoeting met een ander staatshoofd kreeg de stempel ‘historisch’. Ook alle oorlogsoverwinningen werden omschreven als ‘historisch’. Zelfs op het einde van de oorlog toen de nederlaag reeds in zicht was, werd elke daad van het leger als ‘historisch’ omschreven. Het woord ‘fanatiek’ kreeg een positieve betekenis: er werd gesproken over ‘fanatieke overtuiging’ en ‘fanatieke trouw’. Minister van propaganda Goebbels gebruikte in de laatste jaren steeds vaker de uitspaak ‘het fanatiek geloof in de eindoverwinning’, zelfs toen – vooral toen – de Russen al voor Berlijn stonden.

Die radicalisering in het woordgebruik werd eveneens zichtbaar in het toenemende gebruik van superlatieven als ‘onvoorstelbaar’, ‘talloos’ en ‘eeuwig’ en zelfs van superlatieven als ‘wereldhistorisch’ en de ‘totale oorlog’ waartoe Goebbels de Duitsers in februari 1943 opriep. Daarnaast werd de taal verambtelijkt en gemechaniseerd door afkortingen die de schijn gaven van orde en efficiëntie. Die afkortingsmanie werd ook toegepast op totale zinnen zoals bijvoorbeeld in Knif (Kommt nicht in Frage). Een andere manie was de verduitsing van plaatsen en namen. In zowat alle steden en gemeenten werden Hitlerplätze aangelegd en tal van gemeenten in de veroverde gebieden kregen een andere, meer Germaanse naam. Het meest gekende voorbeeld is alvast de omvorming van de naam van het Poolse stadje Oswięcim in het tot vandaag algemeen gebruikte Auschwitz.

En dan waren er natuurlijk de vele woorden en begrippen die betrekking hadden op de Joden als minderwaardige wezens. Er werd vaak gesproken over de ‘Joodse oorlog’ waarmee de nazipropaganda wilde beklemtonen dat de nazi’s een eerbare strijd voerden tegen de Joods bolsjewistische, Joods kapitalistische, Joods Amerikaanse samenzwering en tegen het ‘wereldjodendom’ dat streefde naar de vernietiging van het christelijke Avondland. De nazi’s voerden naar hun zeggen enkel een verdedigingsoorlog. De veralgemening tot ‘dé Jood’ is kenmerkend voor een totalitaire systeem als het nazisme. De Jood werd vaak voorgesteld als een parasiet, een spion en een schender van het ‘zuivere’ Germaanse bloed.

Hatespeech

Veralgemeningen behoren ook vandaag tot de meest gebruikte taalstrategieën om over anderen te spreken. Veralgemeningen zijn eenvoudig en makkelijk te hanteren. Ze zijn het gevolg van een wereldvisie die uit simpele tegenstellingen bestaat: ‘wij’ en ‘zij’. En ‘zij’ zijn dan: ‘dé moslims’, ‘dé vreemdelingen’, ‘dé vluchtelingen’, ‘dé allochtonen’,… alsof het om groepen gaat die één duidelijk te omschrijven essentie hebben en die daarenboven een bedreiging voor ‘ons’ zijn. De manier waarop op dit ogenblik over ‘de vluchtelingen’ gesproken wordt, is daar een triest voorbeeld van. De sociale media hanteren vaak een verbaal geweld dat niets meer aan de verbeelding overlaat en iedere menselijkheid en ieder fatsoen achter zich heeft gelaten: “Yes! – 1” schreef een internetgebruiker bij de foto van een verdronken kleuter! Hier nog enkele andere voorbeelden van dit taalgebruik, gevonden op de sociale media: